honderdeenenzeventigjarig

  • hon·derd·een·en·ze·ven·tig·ja·rig
stellend
onverbogen honderdeenenzeventigjarig
verbogen honderdeenenzeventigjarige
partitief honderdeenenzeventigjarigs

honderdeenenzeventigjarig

  1. 171 jaren durend
    • Gedurende dit honderdeenenzeventigjarig tijdperk heerste er vrede. 
  2. met de leeftijd van 171 jaar
    • Het honderdeenenzeventigjarig schilpadmannetje eet graag wortels.