honderdachtenzestigjarig

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hon·derd·acht·en·zes·tig·ja·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen honderdachtenzestigjarig
verbogen honderdachtenzestigjarige
partitief honderdachtenzestigjarigs

Bijvoeglijk naamwoord

honderdachtenzestigjarig

  1. 168 jaren durend
    • Gedurende dit honderdachtenzestigjarig tijdperk heerste er vrede. 
  2. met de leeftijd van 168 jaar
    • Het honderdachtenzestigjarig schilpadmannetje eet graag wortels. 
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid