hondenman

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  hondenman    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• hon·den·man

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  hond zn  en  man zn  met het invoegsel -en- 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	hondenman	hondenmannen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de hondenman m

1. iemand die houdt van honden

   • "Wilders is geen stoere hondenman maar een gevoelig kattenmens", dat concludeerden de vrijwilligers Cynthia en Stanley van Ammersfoort, na het bezoek dat PVV-leider Geert Wilders maandagmiddag bracht aan het Dierenopvangcentrum (DOC) in Enschede.  

2. (figuurlijk) een stoere man

   • Op weg naar huis. ‘Ik heb werkelijk geen zak opgestoken, maar een uiterst vermakelijke avond gehad’, brult Anousj. Ik wel. Ik heb wel degelijk iets geleerd. Ik hou van gewone mannen. Gewone stoere, maar soms onmogelijke mannen. Gewone kwetsbare, lieve en gezellige mannen. Ik open de deur van mijn huis. Hugo, mijn hondenman, kwispelt mij gedag. Ik geef hem een kluif. Geen beloning, maar gewoon omdat hij zo lief is.  

3. iemand de werkt met honden

   • Het was groot nieuws eind jaren ’80 in Italië: de zaak ‘Er Canaro’ (de hondenman). Pietro de Negri, eigenaar van een hondentrimsalon in een kleine kustplaats in Zuid-Italië was het gewelddadige sarren van Giancarlo Ricci, een voormalig boxer uit een schimmig milieu, zo zat dat hij hem op brute wijze om het leven bracht.  

Synoniemen

• [1] hondenliefhebber

Gangbaarheid

• Het woord 'hondenman' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hondenman" herkend door:

85 %	van de Nederlanders;
77 %	van de Vlamingen.