homeostatisch
- ho·meo·sta·tisch
- afgeleid van homeostase met het achtervoegsel -isch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | homeostatisch | homeostatischer | |
verbogen | homeostatische | homeostatischere | |
partitief | homeostatisch | homeostatischers | - |
homeostatisch
- betreffend of van de aard van homeostase
- Het woord homeostatisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.