• hin·ke·poot
enkelvoud meervoud
naamwoord hinkepoot hinkepoten
verkleinwoord hinkepootje hinkepootjes

de hinkepootm

  1. iemand die door een aandoening aan één been niet goed lopen kan
    • Niemand ziet de manke hinkepoot staan en als hij koffie bestelt aan de bar is de melk op. [1] 
    • De hinkepoot van Inishmaan is levensecht toneel, mooi spelend met sentimenten. Hinke Billy (Floris van Delft) heeft een onschuldige uitstraling, maar wordt natuurlijk nooit gekust door zo'n beetje het enige meisje van het dorp Helen (Willemijn Heerlien). Hij is aan de zorgen overgeleverd van twee stieftantes, van wie een Eileen dement is. Alexandra Rakemann speelt haar treffend met lege, in het niets kijkende ogen en loze gebaren. [2] 
    • In het dagboek wordt pas goed duidelijk hoezeer Reck Hitler-Duitsland opvatte als een soort herhaling van het Münsterse – eveneens op duizend jaar begrote – ‘Koninkrijk van Zion’. Hij vergeet zelfs niet te vermelden dat de belangrijkste propagandist van de wederdopers, net als Goebbels, een hinkepoot was. [3] 
92 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[4]
  1. NRC André Waardenburg 2 juni 2004 Expres pech in het casino
  2. NRC Kester Freriks 5 januari 1999 Levensecht en helder toneel over Ierse hinkepoot
  3. NRC Arnold Heumakers 21 september 2018 Het dagboek van een wanhopig mens in het Derde Rijk
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be