enkelvoud meervoud
naamwoord hings hingste

hings

  1. (dierkunde) hengst
  2. man
  • In die jaar nul as die hingste vul. -- In het jaar nul als de hengsten veulens werpen -> met sint juttemis.


  • IPA: /(x)hɪŋ(k)s/ (Etsbergs)

hings m/o

  1. (dierkunde) hengst