hincar
- hin·car
hincar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
hincar |
hincaba |
hincado |
volledig |
- overgankelijk steken, zetten
- planten, stevig neerzetten
- hincar la rodilla
neerknielen
- hincar el pie
zich schrap zetten
- hincar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española