apoyar
- a·po·yar
apoyar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
apoyar |
apoyaba |
apoyado |
volledig |
- onovergankelijk leunen op, steunen op, rusten op
- overgankelijk laten steunen op, laten rusten op, laten leunen tegen
- baseren op, ondersteunen met
- staven, bekrachtigen, bevestigen
- ondersteunen, steunen, bijstaan