hieuwen
- hieu·wen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
hieuwen |
hieuwde |
gehieuwd |
zwak -d | volledig |
hieuwen [2]
- overgankelijk met een windas ophijsen
vervoeging van |
---|
houwen |
hieuwen
- meervoud verleden tijd van houwen
- Wij hieuwen.
- Jullie hieuwen.
- Zij hieuwen.
- Wij hieuwen.
- Het woord hieuwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hieuwen" herkend door:
24 % | van de Nederlanders; |
14 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ hieuwen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be