Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hiel·den be·zig
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
bezighouden

hielden (…) bezig

  1. meervoud verleden tijd van bezighouden
    • Wij hielden bezig. 
    • Jullie hielden bezig. 
    • Zij hielden bezig. 

Gangbaarheid