• hexa·me·ter
  • Leenwoord uit het Latijn of Grieks, in de betekenis van ‘versmaat’ voor het eerst aangetroffen in 1655 [1]
  • afgeleid van het Griekse 'metron' (maat, versvoet) met het voorvoegsel hexa- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord hexameter hexameters
verkleinwoord - -

de hexameterm

  1. (letterkunde) versregel die bestaat uit zes voeten [3]
85 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[4]