naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
heruitgeven heruitgevend
heruitgave heruitgegeven


  • her·uit·ge·ven
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
heruitgeven
(gaf opnieuw uit)
(bijzin) heruitgaf
heruitgegeven
klasse 5 volledig

heruitgeven

  1. overgankelijk opnieuw publiceren
    • Dat boek is nooit heruitgegeven. 
  1. Omdat het werkwoord is afgeleid van een scheidbaar werkwoord met een voorvoegsel (her-) dat niet scheidbaar is, ontbreken de bepaalde vormen in een hoofdzin en worden zij omschreven met het bijwoord opnieuw.
    • Hij gaf het boek opnieuw uit. 
    • Zij wilden niet dat hij het boek heruitgaf.