Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • her·rie·ma·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord herriemaker herriemakers
verkleinwoord herriemakertje herriemakertjes

Zelfstandig naamwoord

de herriemakerm

  1. iets dat of iemand die herrie maakt
    • Zijn conclusie luidt dat beproefde manieren om het volume te dempen niet helpen. Vaak plaatsen concertzalen geluidsschermen op het podium, vr het slagwerk of de koperblazers, zodat hun col­lega’s geen hinder ondervinden van de grootste herriemakers. Of er wordt geëxperimenteerd met wisselende vloerniveaus. Neen, het enige wat echt helpt tegen gehoorschade, in het orkest en thuis bij het oefenen, zijn oordopjes. Maar willen musici die wel gebruiken?[1] 
    • Al is niet iedereen gecharmeerd van zijn behoefte om altijd geluid te produceren. Als middelste van zeven kinderen weet het gezin Spek maar al te goed hoe het is om bij de herriemaker in de buurt te zijn. Als hij gaat winkelen met zijn broer bijvoorbeeld. ,,Hij zegt wel eens: 'Jezus, trek eens niet zo veel aandacht'.[2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. de Standaard 23 NOVEMBER 2017
  2. Tubantia Eline Kramp 12-JANUARI-2017
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be