herhalingscursus
- her·ha·lings·cur·sus
- samenstelling van herhaling zn en cursus zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | herhalingscursus | herhalingscursussen |
verkleinwoord | herhalingscursusje | herhalingscursusjes |
de herhalingscursus m
- (onderwijs) vervolgcursus waarbij eerder opgedane kennis en vaardigheden herhaalt wordt zodat je deze kennis en vaardigheden weer paraat hebt en up-to-date is
- ▸ Ja, zeggen zowel Tillmann als Smit. "Je zou natuurlijk een herhalingscursus kunnen overwegen, maar na één cursus zitten de basisregels er al goed in. Als zich noodsituaties voordoen, is bij leerlingen altijd wel iets blijven hangen. Dat is natuurlijk beter dan wanneer ze helemaal niet op zo'n situatie zijn voorbereid", zegt Tillmann.[1]
- ▸ Een 56-jarige rij-instructeur was zo boos dat hij gezakt was voor zijn herhalingscursus dat hij in Nieuwegein met zijn lesauto een gebouw is binnengereden.[2]
- Het woord 'herhalingscursus' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron Levi van Eck“Deze scholen geven nu al ehbo-les en dat heeft levens gered” (woensdag 5 juni 2019, 14:14), NOS
- ↑ Weblink bron “Boze rij-instructeur rijdt gebouw binnen” (vrijdag 16 september 2011, 12:15), NOS