• hen·zelf

henzelf

  1. derde persoon meervoud (alleen gebruikt voor de accusatief), versterkte vorm van hen
    • Hij kiest henzelf als groep. 
87 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be