hemelstreek
- Geluid: hemelstreek (hulp, bestand)
- he·mel·streek
- samenstelling van hemel zn en streek zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hemelstreek | hemelstreken |
verkleinwoord | hemelstreekje | hemelstreekjes |
- een van de 32 windstreken
- ▸ De toren rees steil uit het midden van het 'kruisdak' met blinkende wijzerplaten, overal zichtbaar, naar elke hemelstreek éen en met zijn grijze klokjes en de doorzichtige 'appel', waar je de zee uitzag, de handelschepen varen en dan de haan in de wolken of in de blauwe lucht.[2]
- gebied waar een bepaald klimaat heerst
- een bepaald gebied
- [1] windstreek
- [2] klimaatgordel
- [3] streek, gebied
- Het woord hemelstreek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Jaap” (1923), Saga, ISBN 9788728433294