• he·mels·naam
enkelvoud meervoud
naamwoord hemelsnaam -
verkleinwoord - -

de hemelsnaamm

  1. in ~: bijwoordelijke uitdrukking die verbijstering, ontzetting of wrevel uitdrukt
    • Wat kun je daar in hemelsnaam aan doen! 
    • Die overwerkte hoteldirecteur. Laat hij het toch rustig aan doen. Laat iedereen het in 's hemelsnaam wat rustiger aan doen hier. [1] 
     Als mijn vader dan zo geweldig was, hoe kon je dan in hemelsnaam met die verschrikkelijke Harry trouwenDat wilde ik op dat moment recht in haar gezicht schreeuwen.[2]
  1. Sandes, David
    De wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 219
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767