• he·mel·hoog
stellend
onverbogen hemelhoog
verbogen hemelhoge
partitief hemelhoogs

hemelhoog

  1. bijzonder hoog
    • De hemelhoge schuldenlast werd het lan noodlottig. 

hemelhoog

  1. tot grote hoogte, in uitzonderlijke mate
    • In dat stuk werd de nieuwe compositie hemelhoog geprezen. 
93 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be