hellekind
- hel·le·kin
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hellekind | hellekinderen |
verkleinwoord | hellekindje | hellekindjes |
het hellekind o
- een kwaadaardig persoon
- O! wilt gy in den hemel gaan:
Bewandel dan een and're baan.
Begin alreede 't hemelleven;
Of al uw' wenschen is maar wind.
God zal den hemel nimmer geven
Aan die hier is een hellekind. [2] - Indien God Zich geheel aan een schepsel onttrekt, dan is Hij direct een hellekind, dat zoo midden uit de diepte zou zijn opgehaald, gelijk geworden. [3]
- O! wilt gy in den hemel gaan:
- Het woord 'hellekind' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hellekind" herkend door:
72 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia (1720)–Carolus Tuinman [https://www.dbnl.org/tekst/tuin005begi01_01/tuin005begi01_01_0158.php Wanwensch.]
- ↑ Tubantia (1926-1927)–K. Schilder Goud, wierook en myrrhe
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be