heistelling
  • hei·stel·ling
enkelvoud meervoud
naamwoord heistelling heistellingen
verkleinwoord

de heistellingv

  1. toren waarin een heiblok is opgehangen; toren waarin een heiblok op- en neer kan gaan tijdens het heien
     Bouwbedrijf Heijmans gaat alle gedupeerden van de omgevallen heistelling in Rotterdam persoonlijk bijstaan. De bewoners van de appartementen aan de Sumatraweg krijgen ieder een tussenpersoon aangewezen, bij wie ze voor hulp terechtkunnen.[2]
     Rond 13.00 uur viel de heistelling om. Hoe dat kon gebeuren is onduidelijk. Bouwvakkers waren bezig op een nieuwbouwterrein toen de kraan omviel. Het huis dat beschadigd is geraakt is ongeveer een jaar geleden opgeleverd.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Bouwbedrijf komt gedupeerden heistelling Rotterdam tegemoet” (Woensdag 12 februari 2020, 09:52), NOS
  3.   Weblink bron “Heikraan valt op huis in Vlaardingen” (Vrijdag 15 februari 2019, 14:49), NOS