heess
- heess
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
heess |
heess
heess
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van heesse
- «Ich heess Nicholas Herkimer.»
- Ik heet Nicholas Herkimer.
- «Ich heess Nicholas Herkimer.»
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
heess |
heess
heess