heeroom
- heer·oom
- In de betekenis van ‘gemoedelijke benaming voor een pastoor’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1528 [1]
- samenstelling van heer zn en oom zn [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | heeroom | heerooms |
verkleinwoord | - | - |
- (religie) oom die rooms-katholiek priester is
- (religie) gemoedelijke benaming voor rooms-katholiek priester
- Het woord heeroom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "heeroom" herkend door:
47 % | van de Nederlanders; |
34 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "heeroom" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ heeroom op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be