hazelaarsbos
- ha·ze·laars·bos
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hazelaarsbos | hazelaarsbossen |
verkleinwoord | hazelaarsbosje | hazelaarsbosjes |
- een bosje met hazelaars
- ▸ De grond onder haar voeten was weer rustig, de stevige aarde van het hazelaarsbos; en toen ze in de poel keek zag ze afgebroken takken, door de vreemde wind die door het bos had gewoed.[2]
- ▸ Was het verwekt door Accolon op de dag van de zonsverduistering? Maar dan was het een kind van de God, die op die dag in het hazelaarsbos tot hen was gekomen.[2]
- Het woord 'hazelaarsbos' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ 2,0 2,1 Marion Eleanor Zimmer Bradley“Nevelen van Avalon” (1982), De Boekerij , ISBN 9022529649