havoklas
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ha·vo·klas
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van havo zn en klas zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | havoklas | havoklassen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de havoklas v
- (onderwijs) groep havoleerlingen die samen leskrijgen
- ▸ Grote klassen helpen dan niet. "Een havoklas met 32 kinderen, dat is heel moeilijk." Toch blijft ze ook dan proberen de leerlingen zoveel mogelijk op hun individuele niveau aan te spreken. "Wie sneller kan en het niet nodig heeft om naar mijn instructie te luisteren, die gaat vast aan de gang. Een andere groep luistert eerst en een derde groep krijgt nog meer uitleg."[1]
- (onderwijs) bepaalde jaargang in het havo-onderwijs
Gangbaarheid
- Het woord havoklas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “'Klas met 32 leerlingen is ook voor een topleraar een uitdaging'” (Zaterdag 8 oktober 2016, 18:38), NOS