• hat·sjie
  • In de betekenis van ‘tussenwerpsel: geluid van het niezen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1950 [1]

hatsjie

  1. een geschreven weergave van het geluid van iemand die niest
    • "Hatsjie" nieste de man en nam zijn zakdoek uit zijn zak. 
79 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[2]