hanigheid
- ha·nig·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hanigheid | hanigheden |
verkleinwoord |
de hanigheid v
- de mate waarin iemand zich gedraagt als een bazige man; het de baas willen spelen
- Deze neiging heeft ieder mens, waarbij onderzoekers stellen dat vrouwen het sterker hebben dan mannen. Bij de heren is er een groter percentage dat door hanigheid gedreven complimenten incasseert – de complimenten zouden bewijzen dat carrièredrang succes heeft. [2]
- Het woord hanigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hanigheid" herkend door:
63 % | van de Nederlanders; |
44 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Reformatorisch Dagblad W. B. Kranendonk 27-06-2016 Liever geen complimenten, of toch wel?
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be