Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • han·den·werk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord handenwerk handenwerken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het handenwerko

  1. arbeid die veel lichamelijke inspanninɡ vereist
     De Rotterdamse haven, waar meer dan 380.000 mensen werken, telt nu ruim 8000 vacatures. Daarvan is tweederde moeilijk invulbaar. Het gaat dan niet alleen om 'handenwerk', maar ook om juristen en civiele technici.[2]
     ,,Veel mensen hebben het idee dat het alleen maar handenwerk is en dat is niet stoer genoeg. Ze willen liever mensen aansturen in een kantoorbaan. Daarnaast moet technisch werk mooi zijn met hightech producten. Weinig technici willen in een ‘normale’ fabriek aan de slag met pindakaas en nootjes. Maar dit werk is ook iets om trots op te zijn. Het is een tastbaar product dat je kunt laten zien. Daarmee kun je ook vertellen wat voor werk er allemaal achter zit om dat te maken. Pindakaas is eigenlijk een heel gaaf product.’’[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Yvonne Roerdink
    “Haven Rotterdam verliest miljoenen door personeelskrapte” (18 juni 2022), NOS
  3.   Weblink bron
    Sanne Wolters
    “Wouter (41) zorgt dat er chips en nootjes in de schappen liggen” (18 juni 2022), Tubantia