halfluid
- half·luid
- samenstelling van half en luid
stellend | |
---|---|
onverbogen | halfluid |
verbogen | halfluide |
partitief | halfluids |
halfluid
- net hoorbaar
- Hier en daar klonken uit de menigte boze, halfluide opmerkingen.
- "Het is maar net goed gegaan", overpeinsde hij halfluid.
- Het woord halfluid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.