hachje
- hach·je
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | - | - |
verkleinwoord | hachje | hachjes |
het hachje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord hach
- Het woord hachje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hachje" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "hachje" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ hachje op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be