habbekrats
- Geluid: habbekrats (hulp, bestand)
- IPA: /ˈhɑbəˌkrɑts/
- hab·be·krats
- Ontleend aan het Jiddische 'habbekratz' (kleinigheid) [1][2]. In de betekenis van ‘kleinigheid, klein bedrag’ voor het eerst aangetroffen in 1906 [3][4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | habbekrats | habbekratsen |
verkleinwoord | habbekratsje | habbekratsjes |
- een onbeduidend bedrag, een veel te lage prijs
- Dat is voor een habbekrats verkwanseld.
- (Jiddisch-Hebreeuws) kleinigheid (meestal gezegd van geld)
- Het woord habbekrats staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "habbekrats" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ habbekrats op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ "habbekrats" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be