Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • haard·plaat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord haardplaat haardplaten
verkleinwoord haardplaatje haardplaatjes

Zelfstandig naamwoord

de haardplaatv / m [1]

  1. metalen plaat achter of onder een open haard, meestal van gietijzer
     De jood ontweek deze aanval met meer behendigheid dan men van een ogenschijnlijk afgeleefde man als hij zou hebben verwacht; hij greep een tinnen bierkroes van de haardplaat en maakte aanstalten om deze zijn aanvaller naar het hoofd te smijten, maar omdat op dit moment zijn aandacht werd afgeleid door Charley Bates, die een waarlijk ijzingwekkend gehuil aanhief, gaf hij het projectiel op het allerlaatste moment een andere bestemming en smeet hij het deze jongeheer naar het hoofd.[2]
     'Die vervloekte theepot!' riep de brave matrone uit, terwijl ze hem haastig op de haardplaat zette.[2]


Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen