guanine
  • gu·a·ni·ne
  • uit het Latijn [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord guanine
verkleinwoord

de guaninev

  1. (scheikunde) (biologie) stikstofbase; een van de vier nucleotiden die in DNA en RNA voorkomt
     Vier van deze nucleotiden vormen op hun beurt een groep van bio-organische verbindingen: de bouwstenen voor het DNA. Dat zijn Cytosine (aangeduid met C), Guanine (G), Adenosine (A) en Thymine (T).[2]
     Ze bestudeerden het slaappatroon van 1.200 gezonde 65-jarigen. Zo ontdekten ze een molecule in de nabijheid van een bepaald gen, in de basis hiervan zit ofwel adenine (A) of guanine (G).Het eerste type komt veel vaker voor, een persoon heeft 36 procent kans om twee A's te hebben, 16 procent heeft twee G's en 48 procent draagt een A en een G.[3]
35 % van de Nederlanders;
44 % van de Vlamingen.[4]
  1. guanine op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “Gen ontdekt dat tijdstip van sterven kan aangeven” (19-11-2012), Tubantia
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be