Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gros·sist
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grossist grossisten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de grossistm

  1. (economie) bedrijf dat levert aan kleinhandelaars en winkeliers
     Een depot in elke Indiase staat levert de producten aan handelaars die instaan voor de rechtstreekse levering aan kleinhandelaars in 3000 steden en duizenden dorpen. Een minder directe methode is om de producten van de handelaars met grote stocks te vervoeren naar grossisten die de producten verkopen aan een leger kleinhandelaars in de 556.400 "onbereikbare en niet-rendabele" dorpen waarover Hindustan Lever weinig controle heeft.[1]
     Beaulieu of America nam in de tweede helft van de jaren negentig verschillende tapijtgroepen over en werd onder meer de nummer één in Canada. Met de stap in 1999 in de distributie van harde vloerbedekking (parket, laminaat, tegels, keramiek) wou Carl Bouckaert -- getrouwd met Mieke De Clerck, de oudste dochter van Beaulieu-stichter Roger De Clerck -- de groep een nieuwe dimensie geven. Beaulieu wou de grossist Brinkman, die vooral in het zuiden van de Verenigde Staten actief is, nationaal uitbouwen.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

15 % van de Nederlanders;
70 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Khozem Merchant
    “FT. Indiase bevolking leeft niet enkel op het platteland maar is ook heel verspreid” (12/12/2000), De Standaard
  2.   Weblink bron
    pdd
    “Beaulieu of America breekt tanden op Brinkman” (17/01/2002), De Standaard
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be