• groot·va·der·lijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen grootvaderlijk grootvaderlijker grootvaderlijkst
verbogen grootvaderlijke grootvaderlijkere grootvaderlijkste
partitief grootvaderlijks grootvaderlijkers -

grootvaderlijk [1]

  1. zoals past bij een opa
     Als Dora terugdenkt aan wat zij als kind over zich heen kreeg als ze alleen maar per ongeluk een glas water had omgestoten, kijkt ze nogal op van de grootvaderlijke tolerantie.[2]
     Tsering beschrijft het voorval als "onschuldig", "grootvaderlijk" en "liefdevol". Ook benadrukt hij dat de dalai lama door een celibaat en spiritueel leven "voorbij zintuigelijke genoegens" is.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Onder buren” (2021), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026356186
  3.   Weblink bron “Tibetaanse leider verdedigt dalai lama na tong-incident” (vrijdag 14 april 2023, 13:34), NOS