grootstag
- groot·stag
- samenstelling van groot en stag
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grootstag | grootstagen |
verkleinwoord | - | - |
het grootstag o
- (scheepvaart) touw dat de hoofdmast met de voormast verbindt en stabiliteit helpt te garanderen
- Het dikste touw aan boord is het grootstag.
- Het woord 'grootstag' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.