• groot·moef·ti
enkelvoud meervoud
naamwoord grootmoefti grootmoefti's
verkleinwoord - -

de grootmoeftim

  1. (religie) in rang boven de moefti's staande islamitisch geestelijk rechtsgeleerde die o.a. fatwa's uitvaardigt
    • Adolf Hitler was in eerste instantie helemaal niet van plan de Joden uit te moorden: hij wilde ze slechts uitzetten. Het idee voor grootschalige uitroeiing als 'Endlösung der Judenfrage' werd de nazidictator ingefluisterd door de toenmalige grootmoefti van Jeruzalem, Haj Amin al-Husseini. Dat heeft de Israëlische premier Benjamin Netanyahu dinsdag gezegd [1]