• grond·ka·bel
enkelvoud meervoud
naamwoord grondkabel grondkabels
verkleinwoord grondkabeltje grondkabeltjes

de grondkabelm

  1. koperenleiding van een bliksemafleider die de stroom van de bliksem naar de aarde afvoert
     De jongetjes lagen in hun tent te slapen, toen vanmorgen om half vijf een elektriciteitskastje op de boerencamping werd geraakt door de bliksem. Een koperen grondkabel spatte daarop uiteen. Eén kind kreeg een stuk kabel in zijn rug, zijn broertje raakte gewond aan zijn hoofd.[2]
  2. (elektrotechniek) ondergrondse elektriciteitskabel
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Bliksem verwondt jongetjes Stolwijk” (Maandag 30 juli 2012, 10:03), NOS