groezelig
- groe·ze·lig
- In de betekenis van ‘niet schoon’ voor het eerst aangetroffen in 1796 [1]
- afgeleid van gruizel met het achtervoegsel -ig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | groezelig | groezeliger | groezeligst |
verbogen | groezelige | groezeligere | groezeligste |
partitief | groezeligs | groezeligers | - |
groezelig
- niet helemaal schoon
- Hij had tijdens zijn sollicitatiegesprek een groezelige broek aan en hij werd dus ook niet aangenomen.
- Het woord groezelig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "groezelig" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "groezelig" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ groezelig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be