Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • groeps·re·sul·taat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord groepsresultaat groepsresultaten
verkleinwoord groepsresultaatje groepsresultaatjes

Zelfstandig naamwoord

het groepsresultaato

  1. (onderwijs) het resultaat dat door een groep wordt behaald
    • Hoewel de individuele leden van de groep prima presteerden was het groepsresultaat toch onder de maat. Van samenwerken was n.l. geen sprake geweest. 

Gangbaarheid