• groeps·ge·voel
enkelvoud meervoud
naamwoord groepsgevoel
verkleinwoord

het groepsgevoelo

  1. het gevoel om als een groep bij elkaar te horen
    • De partij van Emmanuel Macron telt 308 Kamerleden en dat zijn voor een groot deel géén 'beroepspolitici'. 285 ( 92,5 procent) hebben nog nooit in het parlement gezeten en 169 ( 54,8 procent) nog nooit een gekozen politieke functie bekleed. Er moest dus een groepsgevoel worden gecreëerd. Als wordt gestemd over de wetten van president Macron, is het de bedoeling dat de hele fractie achter hem staat.[1] 
  2. het gevoel waarbij mensen van buiten de groep worden uitgesloten
    • Nuance en inlevingsvermogen lijken bij voorbaat het onderspit te delven en Twitter maakt het debat soms bitter. Steeds meer mensen houden hun digitale deur het liefst dicht en nemen alleen nog kennis van ideeën die hun groepsgevoel en mening bevestigen.[2] 
  1. Tubantia Frank Renout 26-JUNI-2017
  2. Volkskrant Robert Giebels (kersttoespraak koning Willem-Alexander 2017) 25 december 2017