Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • groen·te·sec·tor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord groentesector groentesectors
groentesectoren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de groentesectorm

  1. (landbouw) (economie) alle bedrijven en organisaties die betrokken zijn bij het telen van en de handel in groentes
     Het bedrag van 150 miljoen euro komt ruwweg overeen met de 30 procent verlies die de groentesector maakt als gevolg van dalende verkopen en de boycot van Europese groente door Rusland.[1]
     De groentesector is het hardst geraakt door het Russische importverbod. In de twee maanden na de sancties is de uitvoer in euro's veertig keer zo klein geworden. In september had de groente-export nog maar een waarde van minder dan 1 miljoen euro. Dat verschil is niet te verklaren door seizoensinvloeden.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “EC compenseert telers om EHEC” (07-06-2011), NOS
  2.   Weblink bron “Maandelijks voor 200 miljoen euro minder voedsel naar Rusland” (18-12-2014), NOS