Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • groei·ca·pa·ci·teit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord groeicapaciteit groeicapaciteiten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de groeicapaciteitv

  1. (economie) de mate waarin een onderneming de potentie heeft om uit te breiden
  2. de mate waarin iemand de potentie heeft om zich te verbeteren


Gangbaarheid