Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • grens·ver·leg·gend
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen grensverleggend grensverleggender grensverleggendst
verbogen grensverleggende grensverleggendere grensverleggendste
partitief grensverleggends grensverleggenders -

Bijvoeglijk naamwoord

grensverleggend

  1. innoverend, baanbrekend, vernieuwend, innovatief, betrekking hebbend op het doorbreken van vroegere beperkingen
    • Het innoverende bedrijf had steeds grensverleggende ideeën om andere producten te maken. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be