grauwsluier
- Geluid: grauwsluier (hulp, bestand)
- grauw·slui·er
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘grijs waas’ voor het eerst aangetroffen in 1970 [1]
- samenstelling van grauw en sluier [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grauwsluier | grauwsluiers |
verkleinwoord | grauwsluiertje | grauwsluiertjes |
de grauwsluier m
- grijs waas over iets (de was, een foto, het hele land etc.)
1.
- Het woord grauwsluier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.