Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • graat·vor·mig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen graatvormig graatvormiger graatvormigst
verbogen graatvormige graatvormigere graatvormigste
partitief graatvormigs graatvormigers -

Bijvoeglijk naamwoord

graatvormig

  1. vorm van een graat hebbend
    • Bij de vleugelhanden (de vledermuizen) ontbreekt de ellepijp geheel of is een dun, graatvormig been, hetwelk onder het spaakbeen ligt. 

Gangbaarheid