gouvernement
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: gouvernement (hulp, bestand)
- IPA: /guvərnəmɛnt/
Woordafbreking
- gou·ver·ne·ment
Woordherkomst en -opbouw
- van Frans gouvernement, in de betekenis van ‘regering’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1646 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gouvernement | gouvernementen |
verkleinwoord | gouvernementje | gouvernementjes |
Zelfstandig naamwoord
het gouvernement o
- een groep personen die een land bestuurt
- Het gouvernement van België heeft het zwaar te verduren gekregen met de economische crisis van het afgelopen jaar.
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord gouvernement staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gouvernement" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "gouvernement" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Frans
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
- Komt oorspronkelijk van het Oudgrieks, waar Plato als eerste het woord κυβερναν (kubernan) "besturen van een schip of kar" als metafoor gebruikte om het besturen van mensen aan te duiden. Dit leidde tot het Latijne gubernare en het afgeleide gubernantia. Het Franse gouvernance werd in de 13de eeuw voor het eerst gebruikt als equivalent van het huidige 'gouvernement "kunst of wijze van besturen". Het Griekse κυβερναν is ook terug te vinden in het prefix 'cyber', zoals in cybernetica "het besturen van systemen".
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
gouvernement | le gouvernement | gouvernements | les gouvernements |
Zelfstandig naamwoord
gouvernement m