Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gor·di·aans
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van Gordias, Frygisch koning, stichter van Gordium, de hoofdstad van Frygië [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gordiaans gordiaanser gordiaanst
verbogen gordiaanse gordiaansere gordiaanste
partitief gordiaans gordiaansers -

Bijvoeglijk naamwoord

gordiaans

  1. ingewikkeld vervlochten en daardoor (ogenschijnlijk) onontwarbaar
Vertalingen

Gangbaarheid

66 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen