• gon·de·lier
enkelvoud meervoud
naamwoord gondelier gondeliers
verkleinwoord gondeliertje gondeliertjes

de gondelierm

  1. (beroep) (scheepvaart) bestuurder van een (Venetiaanse) gondel
    • Een beetje gondelier kan ook nog het lied 'o sole mio' ten gehore brengen 
94 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[2]