goedpraten
- Geluid: goedpraten (hulp, bestand)
- goed·pra·ten
- samenstelling van goed en praten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
goedpraten |
praatte goed |
goedgepraat |
zwak -t | volledig |
goedpraten
- overgankelijk argumenten aanvoeren om iets dubieus of verkeerds als acceptabel te zien
- Ik wil niet goedpraten wat gebeurd is.
- Ik praat het absoluut niet goed, maar hij heeft ook geen makkelijke jeugd gehad.
- Het is niet goed te praten wat hij gedaan heeft.
1. argumenten aanvoeren om iets dubieus of verkeerds als acceptabel te zien
- Het woord goedpraten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "goedpraten" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be