Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • praat·te goed
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
goedpraten

praatte goed

  1. enkelvoud verleden tijd van goedpraten
    • Ik praatte goed. 
    • Jij praatte goed. 
    • Hij, zij, het praatte goed. 


Gangbaarheid